Toch niet nog een Skiff !

https://store.gartsideboats.com/collections/dinghies-and-daysailers/products/13ft-catboat-crisis-design-246#

Met de plans die ik kocht voor de Skiff “Little Crab” is het helemaal verkeerd gegaan bij de verzending.
Lang verhaal kort: Kokertje tekeningen opgestuurd in de VS op 14 maart, nu vijf maanden later nog steeds verloren in de post of bij de Belgische douane.

Dus dan maar een ander plan gekocht. Het is een 13 voet Catboat getekend door de Amerikaanse bootontwerper Paul Gartside, in primeur voorgesteld in het Engelse tijdschrift Water Craft (n° 142, editie juli/augustus 2020).

De boot beviel me metéén bij het zien van het zeilplan en bij het nader uitvlooien van de tekeningen was ik voor de bijl: Deze wordt het!
Vanaf heden met codenaam B3.

Voor de bouw verwacht ik dat twee onderdelen me op onbekend pad zullen sturen: – het maken van een holle mast, en – het stomen van de twee schuurboorden. Maar goed, voor alles is er een eerste keer, bovendien ken ik de technieken theoretisch en dat doet me vermoeden dat het best zal lukken.

Ze drijft. Nu ook onder water!

De laatste dagen had het atelier iets van de werkplaats van een Carnavalvereniging: Overheersende snippers, schaafsel en blokjes kunststof schuim.
Ik was doende met het maken van drijflichamen uit isolatieplaat van geëxtrudeerd polystyreenschuim.

Vanzelfsprekend passen drijflichamen visueel niet in een klassieke houten boot. Dat is als Volvo bumpers op een 2PK monteren en een rolkooi er binnenin; “Voor de veiligheid mijnheer, veel beter zo!, wat dacht U van een valhelm erbij?”
Maar goed het moet, dus ging ik aan de slag met drie gelijkwaardige doelen in gedachte:

  • 1) Voldoende drijfvermogen creëren in de volgelopen boot voor twee opvarenden en de uitrusting.
  • 2) Esthetisch verantwoord vormgeven en plaatsen van de elementen.
  • 3) Muurvast verankeren in de romp maar ten alle tijde uitneembaar. Lees: niet verlijmd of ingeschroefd.

Voor het volume aan drijfvermogen en advies voor de plaatsing van de drijflichamen vond ik goede raad in een artikel die de (klassieke-) bootarchitect François Vivier schreef voor het magazine Chasse Marée .
Een voorbeeldig stuk leesvoer voor wie het fijne wil weten van de praktische uitvoering betreffende stabiliteit en drijfvermogen voor kleine boten (“de Europese richtlijn pleziervaartuigen (94/25/EG geamendeerd met 2003/44/EC) “
Let wel, het is Franse tekst in welhaast presidentiële schrijfstijl, om één en ander goed te laten inzinken best vier keer lezen.

De schuimblokken zitten vooronder langs de zijboorden, één volume onder het middendoft, een derde koppel langs de zijboorden bij de spiegel, en een vierde onder het achterdoft.
Dat ziet er nu in rauwe onbehandelde toestand behoorlijk slecht uit maar ze worden later bekleed in muisgrijs spuitkurk. Waarmee het visuele euvel zal gemilderd zijn.
De blokken bekleden met canvas wordt wel een keer gesuggereerd, maar die aanpak is niet bijzonder duurzaam en bovendien is dat een permanent natte zooi in de boot.

Dat de schuimvolumes bij gelegenheid uit de boot moet verwijderd worden spreekt vanzelf. Voor een show, een foto-gelegenheid, een tochtje op laag water, bij onderhoud, de jaarlijkse winterberging…
Ze zijn er op zo’n manier ingeklemd- en geknoopt dat ze in een handomdraai te verwijderen zijn.

Drijft ze nu?
Jazeker en wat meer is ik heb het getest:
“Boot te water als ook mezelf en dan staan op het vrijboord. Daarmee kreeg ik ze niet om.
Dan de mast erbij gehaald en daar aan gehangen en hopla daar ging ze, warempel metéén helemaal overkop. Ik heb ze even laten liggen om te kijken wat er gebeurde maar helemaal niets veranderde.
Ben er weer naartoe gezwommen en heb ze gekeerd. Zonder veel inspanning kwam ze overeind.
Het zwaard was in de kast gevangen want boot lag ondersteboven, aan het zwaard hangen was dus geen optie. De onder- en bovenboorden echter geven voldoende houvast voor voeten en handen om de romp te keren.
Met zowat 2/3 van de boot vol water kon ik haast in de boot zwemmen.
Eens erin had ik voldoende vrijboord om meer water uit de boot te houden en restte me de inspanning om ze leeg te scheppen met een emmer.”

Een gedenkwaardige oefening voor een weinig geöefende senior dat scheppen, maar zie deze boot is dus nu ook deugdelijk tegen enige zinkerij zoals onze voorzienige overheden het voorschrijven.
Helaas geen foto’s van deze test maar die maak ik voor jullie bij een tweede test-sessie met volledig tuig en een tweede bemanning… en een fotograaf in de buurt.

Prijs! (de)

Vroeg of laat moest ik de knoop doorhakken, wat zal ik antwoorden als iemand me vraagt wat de nieuwe Bertha kost?
Het is € 12.000 geworden. Waarvan € 2.100 voor vader staat is, lees btw.

De details hier.

Maar daar haal je heel wat mee in huis; De boot is vanwege haar klassieke verschijning niet onderhevig aan modegrillen en zal -mits wat onderhoud en verstandig gebruik- over 30 tot 40 jaar nog steeds dienstig zijn, hoe meer de gebruikssporen duidelijk worden, hoe beter de ouderdomsglans ervan af zal stralen.
Een familiestuk waarmee de kleinkinderen nog mee zullen kunnen flaneren met trots en anekdotes ten over om te vertellen aan de waterkant.
Althans als het waterflaneren met de familie-genen goed doorgegeven wordt. En dat, moet ik toegeven uit eigen ervaring, heb je niet in de hand.

Voor de aandachtige kijker, bovenstaande foto toont het messing stripje dat ik monteerde op de neus. Met de gebruikelijke aandacht voor detail en afwerking, dat spreekt vanzelf.

Over Aanmeren

Weinig nieuws vanuit het atelier momenteel (* zie onder) en vandaar een anecdote over aanmeren. Die me te binnen schoot bij het bekijken van een foto uit mijn recente collectie kiekjes.. De foto toont het einde van dag drie van La Semaine du Golfe 2019. Onze vloot is aangemeerd in Port d’Arradon.
Onze zeilschouw ligt naast drie boten van de steiger (Die met de oortjes).

En ziedaar de touw-anarchie die ontstaat als vijf boten proberen vast te maken aan één bolder.
Het ziet er al-bij-al nog netjes uit, de ene had verstandig gekozen voor het landvast door de bolder te halen en vast te maken in de boot, de meeste gingen voor een paalsteek en één ging er kruislings overheen.
Als laatste in de rij leek het ons verstandig om niet noch meer chaos te veroorzaken op de overbezette bolder en we bonden ons landvast rechtstreeks aan de buur, de zwarte Illur.


Wetende dat we de volgende ochtend er als de kippen moesten bij zijn om te vertrekken -onze boot lag de verste van de steiger en daar niet aan vast- waren we fris en op tijd.
Maar dat was niet vroeg genoeg voor het Franse viertal 70-plussers die reeds zaten te wachten in hun zwarte Illur. Van zodra we aankwamen staken ze ongeduldig en vastberaden van wal met ons langszij vastgemaakt, wrikkend naar de wijde plas.
Onwaarschijnlijk, opa stuurde de Illur en de zeilschouw tegelijk (6 personen en ca. 500kg boot in totaal) al wrikkend door een doolhof van aangemeerde jachten in de stroming.
Na pakweg 10 minuten hadden mijn maat en ik de boot opgetuigd en lieten de nieuwe vrienden ons los.
Wonderlijk. En naar aanleiding van de gebeurtenis die ochtend wil ik ook leren wrikken.
De volgende boot, de “Little Crab” zal een wrikgat hebben. …Waarmee ik de geschiedenis wil ingaan als de laatst geziene Oostendse wrikker.

(*): De tekeningen van Doug Hylan’s Crab Skiff zijn onderweg van Brooklin U.S. naar Oostende en gezien het heersende wereldwijde ongemak kan het nog even duren voor ze aankomen. Zolang ik ze niet heb besteed ik mijn tijd aan de renovatie van een huis.

Eerste proefvaart

Een zonnige zondagmiddag met een vriendelijk windje was het, toen ik ze voor het eerst te water heb gelaten.
Zonder randanimatie weliswaar, de heersende omstandigheden laten het niet toe.

Het optuigen verliep wat houterig en al doende kwam ik tot het besef dat het geen verband hield met de boot maar met mezelf; Het was zeven maanden geleden dat ik een boot op het water had opgetuigd. Bovendien was ik (wellicht overdreven) behoedzaam bij iedere handeling. In zo’n nieuwe glimmerd wil je niet op de eerste dag een deuk of een kras door onbedachtzaamheid.

Het tochtje begon met roeien naar de hogerwal kant van de steiger. Hier merkte ik metéén hoeveel lichter deze boot is dan het origineel. Ze maakt meteen vaart maar vraagt enige precisie bij het hanteren van de riemen; Een onevenwichtige slag is genoeg om ze uit koers te brengen.
En dan ja hoor: De riemen die uit de roeidollen springen. De schachtjes zijn net wat te dun uitgevallen voor de dollen. Dat vraagt om een correctie.

Het zeilen was zoals het betaamt voor dit type boot een beschaafde aangelegenheid.
Vooraf was ik bijzonder benieuwd naar de mogelijke loef- of lijgierigheid (Door het extra vierkante meter zeil en het gewijzigde zwaard) maar de boot stuurt strak vooruit en is minimaal loefgierig zoals het hoort.

Bij het aftuigen botste de buitensteven onschuldig met de steiger en die nam daarbij een hapje uit het hout, dat wordt de tweede correctie: Een bronzen beschermingsstrip voor de buitensteven.

En zoals steeds: Nu genoeg bootlatijn en hier wat prentjes:

Ze is klaar!

Maar er is een haar in de boter, … weetuwel.
Hoewel het werk in het atelier achter gesloten deuren vlotjes kan blijven plaats vinden is één en ander beperkt gezien ik onder de noemer val van “niet essentiële bedrijven”.
De haast wekelijkse ronde naar mijn vaste leveranciers is weggevallen en bovendien mag ik het water niet op.

Tja en toch, ze is klaar om te proefvaren.
In afwachting van mildering van het ongemak heb ik de tijd om me in ontspannen sfeer te verdiepen in de geheimen van een ” balanced lug” .

Zeilenmaker Wittewrongel maakte me twee zeiltjes helemaal naar wens. Eén voor een gunter-tuig en één voor een gaffeltuig.
Hoewel, gaffeltuig is niet helemaal juist. In’t Engels noemt het een “balanced lug” en in’t Frans is het een “balance lug”; Scheelt slechts de letter “d” in schrijftaal. De Nederlandse aanduiding is “nokzeil” of “nokkenzeil”.
Dat is een vorm van zeiltuig waarbij zowel de giek als de gaffel voor de mast uitsteken.
In het beste geval staat het zeil bij het optuigen in één ruk aan de gaffelschoot vlekkeloos strak en je zou bij een “Le Mans start” 15 minuten voorsprong moeten hebben op de competitie.
Wel ik geloof het graag maar de “balanced lug” zeilvoering zal nog wat praktijkervaring van me vergen. Dat zal dan gebeuren in de “Little Crab“, wat de volgende boot is die gebouwd wordt, en waarvoor dit zeil is bedoeld.

Het nieuwe zeil voor de boot (het gunter-tuig) is een vierkante meter groter als het vorige en de boot is minder zwaar.
Het optuigen is voor me bekend terrein, het zeilen met de nieuwe boot wordt iets waar ik naar uitkijk.

En nu wat prentjes:

Eerder kocht ik kant en klare roeiriemen, echter bij het bestellen had ik de lengte verkeerd ingeschat. De opdondertjes van 1,8 meter zijn verhip 60 cm te kort. En ziedaar, op een zondag dacht ik ik heb tijd, hout, lijm en wat gereedschap om ze te verlengen: Aan de slag.
Een rondhout verlengen door middel van een las is best bewerkelijk maar het resultaat maakt alles goed.