Een veel gehoorde opmerking in een gesprek over houten bootjes is “Veel onderhoud zeker?” Helemaal ontkennen kan je dat niet maar het valt best mee in het geval van kleine bootjes in de categorie van 3 tot 4,5 meter die niet permanent in het water liggen. Binnen gestald of buiten onder een degelijke hoes lijden ze nauwelijks tot helemaal niet aan verslijt. En ze zijn klein dus onderhoud staat in evenredig verband met volume, wat ook geldt voor het aantal onderdelen en/of uitrusting.
Deze -inmiddels 24 jaar oude- skiff kreeg onlangs voor de derde keer een volledige lak en vernis beurt. Het was geleden van lente 2017 wat betekent dat ze ca. om de zeven à acht jaar aan onderhoud en nazicht toe is. Valt mee vind ik.
Van donderdag tot en met zondag stond Bertha(2) op Oostende Voor Anker. Het vierdaagse gebeuren is een jaarlijks publieks-evenement dat aan de waterrand van mijn kuststad plaats vindt. Het is tegelijk een circus, een markt, een open botendag, muziekfeest, erfgoeddag en nog meer te benoemen vermakelijkheden die er onder de vlag van de treffende benaming “Oostende Voor Anker” een onderkomen vinden.
Voor mij was het een eerste keer als deelnemer en Bertha was er als deelnemende boot. Die stond op de wal omdat een 14 voet sloepje volledig zou verdwijnen in het havendok tussen de grote boten . Grappig en voor de anekdote: Belem de Franse driemaster was boot nr 18 en Bertha nr 19, de grootste en kleinste in één alinea. (Voorwaar en hetzij, de deelnemende boten waren alfabetisch genummerd) Op de wal waar letterlijk duizenden mensen voorbij kuierden gedurende de vier dagen was het een genoegen om mee te maken hoe de boot bij zowat iedereen een instemmende glimlach opwekte. De glimlach viel uiteraard niet iedereen ten deel want als er gedurende vier dagen duizenden mensen op een zomers weekend naar Oostende komen flaneren op de haven loopt het grootste deel om de boot heen omdat ie voor hun in de weg staat.
Veel, heel veel en bij navraag niet zeilende mensen gaven blijk van instemming bij het zien van de boot. Het object spreekt aan.
Dat onder de niet-zeilers veel meubelmakers met me in gesprek kwamen met de duim omhoog had ik niet verwacht. Mijn bewondering voor de meubelmakers is wederkerig.
Een zonnige zondagmiddag met een vriendelijk windje was het, toen ik ze voor het eerst te water heb gelaten. Zonder randanimatie weliswaar, de heersende omstandigheden laten het niet toe.
Het optuigen verliep wat houterig en al doende kwam ik tot het besef dat het geen verband hield met de boot maar met mezelf; Het was zeven maanden geleden dat ik een boot op het water had opgetuigd. Bovendien was ik (wellicht overdreven) behoedzaam bij iedere handeling. In zo’n nieuwe glimmerd wil je niet op de eerste dag een deuk of een kras door onbedachtzaamheid.
Het tochtje begon met roeien naar de hogerwal kant van de steiger. Hier merkte ik metéén hoeveel lichter deze boot is dan het origineel. Ze maakt meteen vaart maar vraagt enige precisie bij het hanteren van de riemen; Een onevenwichtige slag is genoeg om ze uit koers te brengen. En dan ja hoor: De riemen die uit de roeidollen springen. De schachtjes zijn net wat te dun uitgevallen voor de dollen. Dat vraagt om een correctie.
Het zeilen was zoals het betaamt voor dit type boot een beschaafde aangelegenheid. Vooraf was ik bijzonder benieuwd naar de mogelijke loef- of lijgierigheid (Door het extra vierkante meter zeil en het gewijzigde zwaard) maar de boot stuurt strak vooruit en is minimaal loefgierig zoals het hoort.
Bij het aftuigen botste de buitensteven onschuldig met de steiger en die nam daarbij een hapje uit het hout, dat wordt de tweede correctie: Een bronzen beschermingsstrip voor de buitensteven.
En zoals steeds: Nu genoeg bootlatijn en hier wat prentjes:
Maar er is een haar in de boter, … weetuwel. Hoewel het werk in het atelier achter gesloten deuren vlotjes kan blijven plaats vinden is één en ander beperkt gezien ik onder de noemer val van “niet essentiële bedrijven”. De haast wekelijkse ronde naar mijn vaste leveranciers is weggevallen en bovendien mag ik het water niet op.
Tja en toch, ze is klaar om te proefvaren. In afwachting van mildering van het ongemak heb ik de tijd om me in ontspannen sfeer te verdiepen in de geheimen van een ” balanced lug” .
Zeilenmaker Wittewrongel maakte me twee zeiltjes helemaal naar wens. Eén voor een gunter-tuig en één voor een gaffeltuig. Hoewel, gaffeltuig is niet helemaal juist. In’t Engels noemt het een “balanced lug” en in’t Frans is het een “balance lug”; Scheelt slechts de letter “d” in schrijftaal. De Nederlandse aanduiding is “nokzeil” of “nokkenzeil”. Dat is een vorm van zeiltuig waarbij zowel de giek als de gaffel voor de mast uitsteken. In het beste geval staat het zeil bij het optuigen in één ruk aan de gaffelschoot vlekkeloos strak en je zou bij een “Le Mans start” 15 minuten voorsprong moeten hebben op de competitie. Wel ik geloof het graag maar de “balanced lug” zeilvoering zal nog wat praktijkervaring van me vergen. Dat zal dan gebeuren in de “Little Crab“, wat de volgende boot is die gebouwd wordt, en waarvoor dit zeil is bedoeld.
Het nieuwe zeil voor de boot (het gunter-tuig) is een vierkante meter groter als het vorige en de boot is minder zwaar. Het optuigen is voor me bekend terrein, het zeilen met de nieuwe boot wordt iets waar ik naar uitkijk.
En nu wat prentjes:
Eerder kocht ik kant en klare roeiriemen, echter bij het bestellen had ik de lengte verkeerd ingeschat. De opdondertjes van 1,8 meter zijn verhip 60 cm te kort. En ziedaar, op een zondag dacht ik ik heb tijd, hout, lijm en wat gereedschap om ze te verlengen: Aan de slag. Een rondhout verlengen door middel van een las is best bewerkelijk maar het resultaat maakt alles goed.
Nadat de zwaardkast er definitief was ingeschroefd moest de romp gedraaid worden. Dat deden we gedurende een tussenstop met het gezin bij een zondagse wandeling. Met zijn vieren was ze in geen tijd gekeerd.
Over de schuur- verf- lak- en plamuurklus die daarop volgde blijf ik kort. Het resultaat was een glimmende witte (ivoor-witte) buik en zwarte romp. Na de verfklus monteerde ik de slijtlatten, echte slijtlatten, van het soort die tegen verslijt weerstaan maar vroeg of laat zullen vervangen moeten worden. Vandaar dat ze enkel geschroefd en met spaarzaam opgebracht “bedding compound” zijn gemonteerd. Ik zoek me lam naar een beter woord voor “bedding compound” maar er schiet me niets te binnen. Het is plakkerige mastiek die een beetje hardt, oké?
Een maat kwam om ze weer rechtop de schragen zetten. En dat was net voor de Corona-historie. Op minstens 1,5 meter van mekaar schreden we de romp nader en draaiden ze 180°, althans daarna met 14voet (ca.4m) onvermijdelijk uit mekaar.
Ondertussen, want tussen de diverse laklagen heb je tijd om wat te doen, maakte ik een gebogen laminaat uit drie stroken Oregon Pine om er een meer vriendelijk ogende helmstok van te maken. Voor het maken van de gaffelvork van de giek trok ik de nodige tijd uit. Overdreven voor een werkboot? Jazeker, maar het resultaat is verbluffend en ondertussen had ik het genoegen om geheel in de geur van naaldhout bedolven te zijn in snippers Oregon Pine.
De binnenkant dan opnieuw. Veel schuren en lakken, wat kan ik zeggen? Tip: Koop de betere afplaktape (=prijs x 3), het resultaat is zoveel beter.
Onderaan de beelden zie je de voorlopige mastvoetjes. Dat zijn Optimist onderdelen. Die gaan me later -bij testvaarten- helpen om de juiste mastpositie te bepalen, heel precies kan ik dan de mast voor- en achterover zwiepen tot de beste hoek is gevonden. Eens die vastgesteld maak ik de definitieve mastvoet. Meer over de mastvoet- zeilvoering- bootbalans in een volgende post.